Bronchoscopie

6 Tijdens het onderzoek neemt u plaats op een verstelbare onderzoeksstoel. Dit kan zowel liggend als zittend. Uw hartslag en zuurstofvoorziening zullen constant gemonitord worden. U kan normaal ademen, dit doet u het beste via de neus. Langs de neus dient men dan ook extra zuurstof toe via een zuurstofbrilletje. Tijdens het onderzoek kan u niet praten. De verpleegkundige zal op voorhand een teken met u afspreken dat u kan gebruiken bij eventuele problemen, bijvoorbeeld uw hand omhoogsteken. De verpleegkundige zal dan nagaan waarmee ze u kan helpen. De lokale verdoving van de mond, keelholte en/of de neus zal gebeuren met een spray. Deze spray zorgt ervoor dat de braakreflex en hoestprikkel onderdrukt wordt. Na deze verdoving zal de verpleegkundige een mondstuk tussen uw tanden plaatsen. Eens de lokale verdoving is ingewerkt brengt de arts de bronchoscoop via de neus of mond in. Tijdens het onderzoek wordt er plaatselijk nog extra verdoving toegediend. Als reflex op deze plaatselijke verdoving of het verder inschuiven van de scoop kan er een hoestprikkel ontstaan. Dit is echter een normale reactie van het lichaam. Tevens wordt ook slaapverwekkende medicatie toegediend via het infuus. Dit is geen algemene narcose. De arts zal zo nodig slijmen opzuigen, deze worden voor verder onderzoek naar het labo gestuurd. Ondertussen zal de arts de slijmvliezen van de luchtwegen verder bekijken en een stukje weefsel wegnemen indien nodig. Het kan ook gebeuren dat de arts via de bronchoscoop vloeistof in een deel van de long brengt. Deze vloeistof zuigt men daarna terug op en gaat voor verder onderzoek naar het labo. Dit noemt men een longspoeling of lavage. Als er een longgezwel aanwezig is, kan de arts hiervan stukjes nemen tijdens het onderzoek (‘biopsie’) Verloop van het onderzoek

RkJQdWJsaXNoZXIy MzU3MDU=