Samen sterk bij chemotherapie

Inleiding

Deze toelichting is bedoeld als een wegenkaart tijdens je opname voor chemotherapie op de dienst longziekten. Ze heeft niet tot doel je ziektetoestand of de toegediende medicijnen te bespreken, hiervoor verwijzen we je graag naar je behandelende arts. Het doel is stap voor stap het verloop van de opname te schetsen. Het is ook belangrijk dat de mensen om je heen weten wat er aan de hand is. Laat hen daarom ook deze tekst lezen.

Indien er in de loop van je verblijf vragen rijzen, kan je altijd terecht bij je arts of verpleegkundige. Ons team doet ook regelmatig beroep op een oncopsychologe, een pastorale medewerker, sociale verpleegkundige en een diëtiste. Laat het ons zeker weten als je deze medewerkers wilt spreken.

Een notaboekje waarin je je vragen, bedenkingen en bekommernissen opschrijft, kan hierbij eveneens een grote hulp zijn.

Wil je meer weten over longkanker en andere behandelingsmogelijkheden dan chemotherapie, klik dan hier.

Chemotherapie

Wat is chemotherapie?

Chemotherapie is een behandeling met speciale medicijnen, de zogenaamde cytostatica. Ze werken in het hele lichaam en zorgen ervoor dat kankercellen vernietigd worden of zich niet meer kunnen delen.
Voor iedere patiënt wordt een individueel behandelingsschema opgesteld. Vaak wordt een combinatie van verschillende geneesmiddelen gebruikt.

Hoe wordt chemotherapie toegediend?

De keuze van de toedieningsweg wordt door de arts bepaald en is afhankelijk van het type geneesmiddel:

  • Via de mond (oraal): tablet, capsule of drank
  • Via een injectie in een ader of via een infuus (intraveneus)

Indien de chemotherapie via intraveneuze weg wordt toegediend, gebeurt dat:

  • Via een katheter in de arm
    Een dun plastic buisje wordt ingebracht in een ader (meestal in de voorarm) en er wordt een infuus aangebracht, een systeem waarbij het geneesmiddel in een grotere hoeveelheid vloeistof is verdund. Via de katheter wordt de vloeistof druppelsgewijs in de ader ingespoten.
  • Via een poortkatheter
    Dit is een toedieningssysteem dat volledig onder de huid wordt ingeplant en dat voor een betrouwbare toegang tot de bloedbaan zorgt. Chemotherapie die toegediend wordt via een katheter in de arm, kan na enkele behandelingen de aders beschadigen of verzwakken. Soms wordt het dan moeilijker om in een ader te prikken of risicovoller om chemotherapie toe te dienen en dan wordt het gebruik van een poortkatheter aangeraden.
    Hier vind je meer info over de poortcatheter

Waar wordt chemotherapie toegediend?

Afhankelijk van het type geneesmiddel wordt je voor de behandeling enkele uren (dagziekenhuis 2 oncologie) of enkele dagen (verblijfsafdeling) in het ziekenhuis opgenomen.

Indien je enkele dagen wordt opgenomen, bied je je aan bij de dienst inschrijvingen aan de hoofdingang. Na het vervullen van de nodige administratieve formaliteiten, word je doorverwezen naar de verblijfsafdeling Geneeskunde 2 (route 262). Hier vangt de verantwoordelijke verpleegkundige je op en brengt je naar de kamer. We proberen zoveel mogelijk rekening te houden met je persoonlijke kamervoorkeur.

Indien je behandeling via het dagziekenhuis verloopt, kan je je daar ter plaatse laten inschrijven Deze afdeling is gelegen op de tweede verdieping boven de dienst spoedgevallen . Je kan deze afdeling gemakkelijk bereiken langs de zij-ingang aan de dienst spoedgevallen (route 138).

Hoelang duurt chemotherapie?

De chemotherapie wordt toegediend volgens een bepaald schema. Daarna volgt er een periode van rust zodat het lichaam op krachten kan komen. De totale duur van de chemotherapie hangt af van de aard van je ziekte, de ernst van eventuele nevenwerkingen en het resultaat van de behandeling. 

Het is altijd mogelijk dat je chemokuur een week wordt uitgesteld. De voornaamste reden hiervoor is infectiegevaar. Dit doet niets af aan de efficiëntie van de behandeling, maar is louter een voorzorgsmaatregel. Dit om je lichaam extra rust te geven zodat het beter voorbereid is op de volgende chemotoediening.

Nevenwerkingen van chemotherapie

Bij chemotherapie krijg je krachtige medicijnen toegediend. Die zijn nodig om de ziekte effectief te bestrijden. Cytostatica hebben niet alleen invloed op de tumorcellen, maar ook op sommige gezonde cellen. Snel groeiende gezonde cellen worden gemakkelijker aangetast door de medicijnen. Daardoor kunnen patiënten last hebben van nevenwerkingen, deze zijn verschillend naargelang het toegediende geneesmiddel. Gelukkig herstellen de gezonde cellen zich in de meeste gevallen vrij snel, zodat de nevenwerkingen weer verdwijnen. Soms gebeurt dat al na enkele dagen, soms duurt het wat langer.

De nevenwerkingen worden door de cytostatica veroorzaakt en niet door je ziekte. Sommige mensen hebben veel last van nevenwerkingen, andere merken er bijna niets van. De ernst van de nevenwerkingen heeft niets te maken met het resultaat van de behandeling. Als er geen nevenwerkingen zijn, betekent dat niet dat de cytostatica niet werken. Als er wel nevenwerkingen zijn, wil dat niet automatisch zeggen dat ze goed werken.

Wij geven je een overzicht van de meest voorkomende nevenwerkingen. 
Je kan met je arts bespreken welke nevenwerkingen er bij jou te verwachten zijn.

Grotere kans op bloedarmoede (anemie)
Als het aantal rode bloedlichaampjes (erythrocyten) sterk gedaald is, spreekt men van bloedarmoede. De rode bloedlichaampjes voorzien je lichaam van zuurstof, zij bevatten hemoglobine dat zuurstof kan binden.
Chemotherapie kan de levensduur van rode bloedlichaampjes verkorten en verstoort vaak de aanmaak van nieuwe.
Voor het begin van elke therapie en ook tijdens de chemotherapie wordt je bloed vaak gecontroleerd. 

Bij bloedarmoede ben je sneller moe en kan je je futloos voelen. Je ziet er bleekjes uit en hebt het sneller koud. Bij inspanning kan je kortademig zijn en transpireren. Hoofdpijn en duizeligheid kunnen optreden. Je kunt ook last krijgen van hartkloppingen, een snelle ademhaling en een snelle pols. Je concentreren en dingen onthouden vergen meer inspanning dan normaal.

Bloedarmoede ten gevolge van chemotherapie is van tijdelijke aard. De aanmaak van rode bloedcellen herstelt zich spontaan.

Merk je dat je veel minder energie hebt dan je van jezelf gewend bent, meld dat dan zeker aan je arts. Er kunnen verschillende oorzaken zijn.

Grotere kans op infecties
Witte bloedlichaampjes (leukocyten) zijn afweercellen en helpen infecties tegen te gaan. Zij verdedigen je lichaam tegen allerlei indringers, zoals bacteriën en schimmels.

Chemotherapie kan de aanmaak van nieuwe witte bloedlichaampjes in het beenmerg verstoren. Witte bloedlichaampjes leven zeven tot tien dagen. Vandaar dat je zeven tot tien dagen na elke toediening van de cytostatica kan te maken krijgen met een zogenoemde 'dip in het bloed'. Door een verminderd aantal witte bloedlichaampjes wordt de kans op infecties groter. Een banale infectie in gewone omstandigheden, kan nu ernstige gevolgen hebben door de verminderde weerstand. Ook je slijmvliezen kunnen door de chemotherapie verzwakken. Slijmvliezen houden normaal gesproken veel ongewenste indringers buiten je lichaam.

Wees alert op het ontstaan van infecties.
Signalen die op een infectie kunnen wijzen, zijn onder andere koorts (> 38 °C), koude rillingen, hoofdpijn en een algemeen ziek gevoel.
Je dient in dit geval contact op te nemen met een arts.

De verminderde aanmaak van witte bloedcellen door chemotherapie is van tijdelijke aard. Voor bepaalde patiënten worden medicijnen terugbetaald, die de natuurlijke aanmaak van witte bloedcellen stimuleren. Zo nodig wordt de dosis chemotherapie aangepast of zelfs uitgesteld, totdat je weer voldoende witte bloedlichaampjes hebt.

Grotere kans op bloedingen en blauwe plekken
Bloedplaatjes (trombocyten) zorgen ervoor dat je bloed na een verwonding stolt.
Chemotherapie kan de aanmaak van nieuwe bloedplaatjes in het beenmerg verstoren. Bloedplaatjes leven maar kort, slechts zeven tot tien dagen. Soms kan er een tekort aan bloedplaatjes ontstaan. Je kunt sneller last krijgen van een bloedneus of bloedend tandvlees. Menstrueer je precies in die periode, dan kan dat heviger zijn dan je gewend bent. Wonden kunnen dan langer blijven bloeden. Soms ontstaan spontaan blauwe plekken of kleine puntbloedingen onder de huid. Je dient dit steeds te laten controleren door een arts.

Wees tijdens de chemotherapie voorzichtig en probeer verwondingen te vermijden.

Gebruik een zachte tandenborstel en geen tandenstokers. Een elektrisch scheerapparaat geniet de voorkeur boven scheermesjes.

Misselijkheid en braken
Je lichaam herkent de cytostatica die bij chemotherapie gebruikt worden als gifstoffen. Daardoor leidt chemotherapie vaak tot misselijkheid en braken. Het is een reflex die je zelf niet of nauwelijks kunt sturen.
De klachten kunnen optreden tijdens de eerstvolgende uren of dagen na toediening van de chemotherapie. De duur van de klachten hangt af van de aard en de hoeveelheid van de toegediende geneesmiddelen.

Acute misselijkheid is goed te bestrijden met medicijnen. Die zogenaamde anti-emetica zorgen ervoor dat de reflexen die de misselijkheid veroorzaken tijdelijk uitgeschakeld worden. Tijdens de behandeling wordt die medicatie via het infuus toegediend, maar je kunt ze ook in de vorm van tabletten krijgen. Bij ontslag uit het ziekenhuis krijg je medicatie en voorschriften mee voor de eerste dagen thuis.

Je kunt zelf een aantal dingen doen om de misselijkheid te verminderen. Regelmatig bewegen heeft een positief effect op de misselijkheid. Zorg voor een gevarieerde en gezonde voeding. Een dieet is zeker niet noodzakelijk. Eet liever zes keer per dag een beetje dan drie maal per dag een volledige maaltijd. Gebruik licht verteerbare maaltijden die rijk zijn aan calorieën en eiwitten. Eet langzaam en kauw goed zodat het voedsel beter verteerd wordt. Drink rustig: als je te gulzig drinkt, slik je teveel lucht binnen, waardoor de misselijkheid kan toenemen.

Een lichte maaltijd ‘s avonds bevordert het inslapen. Dwing jezelf niet om te eten. Geef de voorkeur aan gerechten waar je ook echt zin in hebt. Haal de schade in door goed te eten in de periodes dat je je beter voelt. Eet op tijdstippen dat je minder misselijk bent. Eet zeker niet je lievelingsgerechten als je je erg misselijk voelt. Zo voorkom je dat je later verband gaat leggen tussen die gerechten en je misselijkheid.
Vermijd sterk geurend voedsel en erg vette, zoete, sterk gekruide of gezouten voeding. De geur die bij het bereiden van warme maaltijden ontstaat, kan misselijkheid veroorzaken. Vermijd in dat geval warm voedsel of warme dranken of laat iemand anders voor je koken als dat enigszins mogelijk is. Vermijd zelf zoveel mogelijk eetluchtjes.

Rust na elke maaltijd, bij voorkeur in halfzittende houding.
Krijg je aandrang om te braken, dan kan het helpen om even goed rechtop te gaan zitten en rustig met open mond te ademen. Op een ijsblokje zuigen kan ook helpen.
Drink genoeg: namelijk 1,5 tot 2 liter per dag.

Alcohol en geneesmiddelen worden afgebroken in de lever. Bij alcoholgebruik zal de afbraak van geneesmiddelen dan ook vertragen, waardoor je meer last ondervindt van de behandeling. Tijdens je therapie matig je daarom best je alcoholverbruik. 24 uur voor tot 48 uur na de toediening vermijd je best volledig het drinken van alcohol.

Invloed op neus, keel en mond
Je lichaam wordt goed beschermd door slijmvliezen in de neus, mond, keel en longen. Die slijmvliezen laten nuttige stoffen door en houden schadelijke stoffen en ziektekiemen buiten. Slijmvliezen worden voortdurend vernieuwd, ze groeien dus snel aan. Chemotherapie is effectief tegen kanker, maar het verzwakt ook de slijmvliezen. Daardoor kunnen soms problemen ontstaan.

Je kunt last krijgen van een droge neus en keel of juist van een loopneus. Ook het speeksel kan dikker en een beetje zuurder worden. Daardoor kan je een erg droge mond krijgen of kan je een slechte smaak hebben. Bovendien wordt je mond kwetsbaar. Je kunt last krijgen van een branderig gevoel in de mond, van blaasjes in de mond en op de lippen. In de mond- en keelholte kan er zich een witte of gele aanslag vormen. Kauwen, slikken en praten kunnen pijnlijk zijn.

Er kunnen smaakveranderingen (metaalsmaak) of geurveranderingen optreden. Wat je eet, kan plots anders smaken, terwijl je het niet anders hebt klaargemaakt. Probeer er achter te komen welke voedingsmiddelen je voorkeur hebben en vermijd de andere.

Een goede mondverzorging tijdens de chemotherapie is erg belangrijk. Omdat voorkomen beter is dan genezen, is het aan te raden een volledig tandnazicht door de tandarts te laten uitvoeren en dat vóór het starten van de chemotherapie.

Poets je tanden vier keer per dag (na elke maaltijd en voordat je naar bed gaat) met een smalle, zachte tandenborstel, zodat je tandvlees niet gaat bloeden. Gebruik liefst een tandpasta met fluoride, want je tanden zijn tijdens de chemotherapie extra kwetsbaar voor tandbederf (cariës). Heb je een kunstgebit, laat het dan zoveel mogelijk uit als je een ontsteking in de mond hebt. Ook ’s nachts kan je je kunstgebit beter uitlaten.
De lippen en mondhoeken kan je soepel houden met een vette lipstick of vaseline.

Heb je last van een droge mond, dan kan je de speekselklieren stimuleren door een suikervrij zuurtje of kauwgom te gebruiken. Vermijd al wat prikkelend is zoals alcohol, sigaretten, te fel gekruide of te zure voedingsmiddelen, te hete of te koude gerechten, bruisende dranken. Grof en hard voedsel zoals toast, broodkorsten en rauwe groenten kan je nu ook het best vermijden. Drink veel en spoel regelmatig je mond met mondwater.

Pijn in je mond of keel kan je verzachten door te zuigen op stukjes ijs.

Krijg je last van kleine ontstekingen of blaasjes in de mond, pijn bij het slikken, neem dan contact op met je arts.

Heb je huiduitslag die veroorzaakt wordt door een virus, bijvoorbeeld een koortslip (veroorzaakt door het herpesvirus), dan zijn er ook effectieve medicijnen beschikbaar.

Buikpijn en verstopping
De werking van je darmen kan verminderd worden door bepaalde chemotherapiemiddelen, maar ook door medicatie die men krijgt tegen misselijkheid en braken. Je kunt dan klachten krijgen zoals buikkrampen, een opgezette buik, minder vaak stoelgang hebben, moeilijke stoelgang (weinig en hard) en verstopping (constipatie). 

Constipatie kan ook het gevolg zijn van een veranderde voedingsgewoonte (misschien eet je nu anders of minder dan vroeger) en van het feit dat je mogelijks minder aan lichaamsbeweging doet. De klachten zijn meestal van tijdelijke aard.

Om constipatie te voorkomen, kan je zelf een aantal dingen doen.
Drink 1,5 tot 2 liter per dag. Drink vóór het ontbijt een glas lauw water of vers vruchtensap. Eet op regelmatige tijdstippen en sla zeker het ontbijt niet over. Kies voor vezelrijke voeding (volkorenproducten, ongepelde rijst, peperkoek …) en eet fruit en rauwe groenten. Voeg eventueel extra zemelen toe aan melk, yoghurt, soep en vruchtensap. Probeer regelmatig te bewegen.

Meld je klachten aan je behandelende arts, hij kan je advies geven en indien nodig laxeermiddelen voorschrijven. Als je bloed ziet in je stoelgang of als je stoelgang erg donker gekleurd is, aarzel dan niet om je arts te verwittigen.

Diarree
Sommige chemotherapiemiddelen kunnen diarree veroorzaken. Je zult dan vaker stoelgang hebben en je stoelgang zal vloeibaarder zijn dan gewoonlijk. Er kunnen echter ook andere oorzaken voor je diarree zijn, zoals een darmontsteking of stress.

Aanhoudende diarree kan tot uitdroging leiden en dan kan je last krijgen van verschijnselen zoals een gevoel van dorst, een droge mond, een droge tong, een droge en gerimpelde huid, alsook verminderde en donkere, troebele urine.
Diarree na chemotherapie is van tijdelijke aard. Zodra de maag- en darmcellen zich herstellen, zal de diarree verdwijnen.
Neem op eigen initiatief geen geneesmiddelen tegen diarree, maar vraag tijdig advies aan je arts.

Het is belangrijk dat je voedingsmiddelen neemt die de stoelgang niet bevorderen, als je last hebt van diarree. Drink 1,5 tot 2 liter per dag om uitdroging te voorkomen. Vooral thee, rijstwater, wortelsap en bosbessensap hebben een gunstige werking op diarree. Het is aan te raden om bij alles wat je drinkt, vast voedsel, zoals beschuit of toast, te gebruiken want hierdoor wordt het vocht in de darmen gebonden. Vermijd koffie, te koude en te warme dranken, evenals dranken die gasvorming veroorzaken zoals spuitwater, bier …

Vermijd vers fruit (behalve bananen) en rauwkost. Groenten zoals uien, koolsoorten, peulvruchten, champignons en selderie veroorzaken gasvorming en kan je dus ook best vermijden. Gebruik bij voorkeur licht verteerbare en zachte voeding (zoveel mogelijk vloeibaar). Eet bij voorkeur geroosterd brood of beschuit in plaats van vers brood.

Raadpleeg je arts of verpleegkundige als je diarree hebt, maar ook als je slijmerige stoelgang hebt, als je last hebt van een pijnlijk en branderig gevoel aan de aars, als je bloed in je stoelgang ziet of als je stoelgang donker gekleurd is. Meld ook aan je arts of je koorts hebt of last van uitdrogingsverschijnselen. ;

Haarverlies (alopecie)
Bepaalde cytostatica kunnen gedeeltelijke of volledige haaruitval veroorzaken (hoofdhaar, maar soms ook wimpers, wenkbrauwen, oksel- en schaamhaar). Al het haar op je lichaam groeit. Op het moment dat je cytostatica krijgt toegediend, kan die haargroei plotseling sterk verminderen. In de dagen daarna, als de medicamenten langzaam weer uit je lichaam verdwijnen, beginnen je haren weer normaal te groeien. Maar er is dan wel een zwakke plek ontstaan in elk haar. Meestal begint die haaruitval enkele weken na de eerste behandeling. Je zal het haarverlies vooral merken als je je haren kamt of wast en ook op je hoofdkussen.

 

Haarverlies treedt meestal op enkele weken na het begin van de behandeling en is van tijdelijke aard. Na het einde van de behandeling, en soms zelfs vroeger, begint je haar opnieuw te groeien. Soms heeft het nieuwe haar een andere kleur of een ander uitzicht, het kan bijvoorbeeld krullend zijn in plaats van glad. Veel mensen schrikken als hun haar begint uit te vallen. Je ziet er plotseling heel anders uit, in de spiegel, maar ook voor de buitenwereld.

Haarverlies bij chemotherapie is dikwijls niet te vermijden. Bij sommige soorten chemotherapie is het mogelijk om gebruik te maken van hoofdhuidkoeling om het haarverlies te beperken. Je kan echter wel een aantal dingen doen om haarverlies en huidirritatie te beperken.
Sommige patiënten scheren hun hoofd al bij voorbaat helemaal kaal, als modieuze dracht. Vermijd overdreven kammen en borstelen en gebruik een zachte borstel. Een zalf op de hoofdhuid kan jeuk voorkomen. Laat je haar niet kleuren of permanenten. Gebruik geen haardroger, haarspray, haarspelden, haarbanden enz. want ze maken het haar erg broos waardoor je nog meer haar zal verliezen.

Voor een pruik ga je best naar een gespecialiseerde kapper of pruikenspecialist en liefst voor je je haar begint te verliezen, dan kan de kleur en stijl van de pruik worden aangepast aan je oorspronkelijke kapsel. Je hebt recht op een financiële tussenkomst van het ziekenfonds. Als je een hospitalisatieverzekering hebt, kan je hierbij ook informeren naar een mogelijke tussenkomst voor je pruik. De sociaal assistent kan je hierover meer informatie geven. Zet je pruik nu en dan af om je hoofdhuid te laten ademen. Je kan een sjaaltje of een tulband dragen. Een pet of een hoed behoren ook tot de mogelijkheden. Een hoofddeksel zal ook afkoeling van de hoofdhuid vermijden. Via de hoofdhuid kan 25 % van de lichaamswarmte verloren gaan.

Verzorg je uiterlijk. Dit is belangrijk om je goed te voelen. Het is normaal dat je je soms hopeloos, droevig, angstig en verlegen voelt, dat je soms overstuur of kwaad bent. Praat over je gevoelens met de mensen om je heen.

Raadpleeg je arts of verpleegkundige als je vragen hebt over haarverlies en bij praktische en emotionele problemen.

Verandering van de huid en de nagels
Je huid vernieuwt zich continu. Aan de buitenkant verlies je dag en nacht flinterdunne, vrijwel onzichtbare huidschilfertjes. Ondertussen groeit je huid van binnenuit weer aan, waardoor je huid soepel en gezond blijft. Chemotherapie kan dat evenwicht tijdelijk verstoren. Daardoor kan je huid kwetsbaar worden. De meest voorkomende huidreacties zijn droge en rode huid, afschilferen, jeuk, acné, huidverkleuring en overgevoeligheid voor de zon.

Bij sommige geneesmiddelen kunnen de nagels brozer worden, trager groeien, afbrokkelen of verkleuren. Huidreacties en nagelbeschadiging ontstaan geleidelijk en verdwijnen meestal ook traag.

Tijdens de chemotherapie is het belangrijk je huid en nagels goed te verzorgen. Vermijd zoveel mogelijk de zon en bescherm je huid met een zonnecrème met hoge beschermingsfactor of draag beschermende kledij. Draag katoenen kleding in plaats van wol of synthetisch materiaal. Neem geen lange, hete baden en gebruik vochtinbrengende zeep en huid crème. Gebruik geen parfum, deodorant of aftershave met alcohol. Bescherm je huid en nagels door handschoenen te dragen bij huishoudelijk werk. Verzorg je nagels goed. Laat ze niet te lang groeien. Vijl je nagels in één richting, zodat ze niet afbreken. Gebruik liever geen kunstnagels, om je eigen nagels niet nog verder te beschadigen. Je kan je nagels sterker maken door nagelversteviger aan te brengen (te verkrijgen in de thuisapotheek). Als je nagellak terug wilt verwijderen, gebruik dan een remover zonder aceton.
Als je tegelijkertijd met de chemotherapie ook bestraald wordt (of nog niet lang geleden werd bestraald), blijf dan de aanbevelingen van de bestralingsafdeling volgen. Raadpleeg je arts als je een huidreactie hebt die erg pijnlijk is, als je rode vlekken of jeuk hebt, of bij veranderingen ter hoogte van de nagels of bloeduitstortingen onder de nagels.

Invloed op de spieren en zenuwen
Dingen die je aanraakt, voel je door de uiteinden van zenuwen in je huid. Maar ook binnen in je spieren zitten zenuwen. Als die zenuwen niet goed meer werken, wordt de spier minder goed bestuurd vanuit de hersenen. Bewegen wordt daardoor lastiger.

Bepaalde chemotherapiemiddelen kunnen de zenuwuiteinden beschadigen (neuropathie). Je kunt last krijgen van tintelingen in de handen en voeten en een “voos” gevoel, alsof je handen en voeten slapen (paresthesie). Het is mogelijk dat je minder kracht hebt en dat je fijne bewegingen minder goed kunt uitvoeren, zoals het sluiten van knopen of het vasthouden van een pen. Je kunt een drukkende pijn voelen in de voetzool. Soms kan je last krijgen van onhandigheid, algemene spierzwakte, evenwichtsstoornissen, gehoorstoornissen, ... Die verschijnselen meld je aan je arts. De chemotherapie kan in dat geval worden verminderd of zelfs tijdelijk worden gestopt om te voorkomen dat je langdurige problemen krijgt bij het gebruiken van je armen of benen.

Klachten van het zenuwstelsel treden meestal pas op na herhaalde toedieningen van chemotherapiemiddelen en verdwijnen in de meeste gevallen spontaan na verloop van tijd.
Vermijd ook het drinken van (ijs)koude dranken want dit kan tintelingen geven in de keel.
Draag handschoenen om voedingswaren uit koelkast of diepvriezer te nemen.
Draag in de winter als het vriest ook handschoenen en sjaal.
Heb je last van evenwichtsstoornissen, bestuur dan geen voertuig en vraag gezelschap tijdens je verplaatsingen.

Invloed op het gehoor
Ten gevolge van sommige cytostatica kan een lichte vermindering van het gehoor optreden die van blijvende aard kan zijn. In zeldzame gevallen kunnen tijdens het toedienen van de cytostatica oorsuizingen optreden. Je hoort dan meestal een ruisend of bonzend geluid. De klacht verdwijnt meestal al na korte tijd.

Als je minder goed hoort, vermijd dan achtergrondrumoer tijdens een gesprek (zoals radio, televisie, verkeerslawaai …) en hou zoveel mogelijk oogcontact. Plaatsen waar veel mensen bij elkaar zijn en waar veel geroezemoes is, kunnen ook hinderen. Probeer gesprekken te voeren met één persoon of in een beperkt gezelschap. Meld je klachten in elk geval aan je arts, maar spreek er ook over met de mensen in je omgeving zodat zij er rekening mee kunnen houden en je je niet afgezonderd gaat voelen.

Invloed op de seksualiteit
Door je ziekte en de bijwerkingen van je therapie kan je zin in vrijen verminderen of kan vrijen als minder prettig ervaren worden. De behoefte aan tederheid, knuffelen en aanraken, kan daarentegen toenemen.
Soms vermijdt men seksualiteit omdat men bang is dat de ziekte besmettelijk is. Je ziekte is in geen enkel geval besmettelijk. Resten van geneesmiddelen die bij chemotherapie gebruikt worden, kunnen wel in het sperma of het vaginale vocht terechtkomen. Gebruik daarom een condoom om je partner te beschermen.

Probeer je gevoelens te uiten en praat erover met je partner. Aarzel niet om mogelijke problemen te bespreken met je arts of verpleegkundige. Indien nodig kunnen zij meer gespecialiseerde hulp inschakelen (psycholoog, seksuoloog …).

Overgevoeligheid
Sommige cytostatica kunnen een overgevoeligheid veroorzaken. Dit gebeurt meestal tijdens de eerste toediening, soms tijdens de tweede.

Krijg je plotseling huiduitslag of rode vlekken, hevige jeuk, een tintelend gevoel in vingertoppen en tenen, een drukkend gevoel op de borstkas, een lage bloeddruk (te merken aan duizeligheid, de neiging om te vallen) of koorts (boven de 38 ºC), waarschuw dan onmiddellijk je arts of verpleegkundige.

Pijn
Chemotherapie zelf veroorzaakt nauwelijks pijn. Sommige mensen krijgen hoofdpijn, anderen pijnlijke spieren, maar bij de meeste mensen leidt chemotherapie niet tot meer pijn. Als je pijn voelt, is dat meestal te wijten aan je ziekte zelf. Ook de druk waaronder je leeft kan bijdragen tot de pijn. Angst en onzekerheid, de behandelingen die je moet ondergaan en de spanningen die daarmee gepaard gaan, kunnen de pijn versterken. Het is belangrijk om te zorgen voor voldoende rust en ontspanning.

Neem geen pijnstillers op eigen houtje, maar raadpleeg je arts  Hij kan de behandeling voorschrijven die voor jou het meest doeltreffend is De meeste pijnstillers werken het beste als je ze regelmatig inneemt en niet pas als de pijn in alle hevigheid komt opzetten. Angst voor verslaving of gewenning is meestal niet nodig. Als je moeite hebt om je pijn onder woorden te brengen, kan je een pijndagboekje bijhouden, dat je bij ieder bezoek aan de arts meebrengt en hem voorlegt.

Vermoeidheid
Vermoeidheid is een klacht die vaak voorkomt, maar die niet aangeeft dat het slechter met je gaat. Kort na het starten van de behandeling kan er al vermoeidheid optreden. Na het stopzetten van de behandeling verdwijnen de klachten stilaan, maar je kan er toch nog enkele maanden last van hebben. Als je je erg uitgeput voelt, kan je je ook wat depressief voelen. Bewegen heeft een positief effect op vermoeidheid

Oncologische revalidatie in het Imeldaziekenhuis: klik hier

Vermoeidheid kan door verschillende factoren veroorzaakt worden. Chemotherapie tast kankercellen aan, maar ook gewone gezonde lichaamscellen kunnen schade oplopen, wat vermoeidheid tot gevolg kan hebben. Ook andere nevenwerkingen van chemotherapie, zoals bloedarmoede, kunnen je energiebalans verstoren.
Misselijkheid en braken kunnen ervoor zorgen dat je lichaam onvoldoende voedingsstoffen opneemt. Erge pijn vraagt veel energie aan je lichaam. Vaak was je door de ziekte zelf al moe. De vermoeidheid kan een grote invloed op je levensgewoonte hebben. Die verandering van levensgewoonte kan een emotionele invloed hebben op jou en de mensen om je heen.

Neem je klachten serieus en meld ze aan je behandelende arts zodat hij je kan helpen.

Het is belangrijk je activiteiten aan te passen om zo je conditie zo goed mogelijk op peil te houden. Hoe meer energie je overhoudt, hoe beter je de behandeling kunt verdragen. Breng daarom rust en regelmaat in je leven. Zorg voor een goede nachtrust. Als je kan, sta dan ’s morgens op tijd op en doe eventueel in de namiddag nog een dutje. Als je moeite hebt om de dagen door te komen, plan dan je taken en activiteiten voor de volgende dag al de dag voordien. Ga na op welke momenten je vermoeid bent en wanneer je voldoende energie hebt en maak een duidelijke dagindeling die daarop is afgestemd. Stel prioriteiten. Doe alleen wat je echt belangrijk vindt en aankunt en laat je niet afleiden door wat anderen vinden dat je zou moeten doen. Durf “neen” te zeggen. En als het een keertje echt niet lukt, geef dan even toe aan de vermoeidheid.

Organiseer en verdeel je taken. Vraag hulp in je omgeving, eventueel via organisaties (de sociaal assistent kan je hierover meer informatie geven). Zorg voor voldoende afleiding en ontspanning (bv. wandelen, fietsen en zwemmen, film en muziek, ontspanningsoefeningen …). 

Emotionele reacties
Chemotherapie kan heel wat emoties oproepen. Het is normaal dat je verdrietig en gespannen bent, angstig of boos. Je kan schuldgevoelens hebben, of een gevoel van onzekerheid of teleurstelling ondervinden. Soms kan je zonder enige aanleiding huilbuien krijgen, maar het kan ook dat bepaalde situaties je koud laten. Al deze gevoelens kunnen komen en gaan en zijn van tijdelijke aard.

Wanneer je je voortdurend lusteloos voelt, nergens zin in hebt, geen energie meer hebt om je zorgen met anderen te delen, dan kan het zijn dat je een depressie hebt. Aarzel dan niet om contact op te nemen met je arts.

Je kan zelf een aantal dingen doen om beter met deze negatieve gevoelens om te gaan. Praat over je zorgen met de mensen die je na staan, zoals je partner, goede vrienden of je familie. Als je je gevoelens kunt uiten, voel je je vaak al beter. Denk niet te vlug dat je lastig of veeleisend bent. De mensen die je omringen, zijn bezorgd om je en soms wachten ze gewoon tot je zelf het initiatief neemt om je gedachten, gevoelens en wensen met hen te delen. Denk niet teveel aan de toekomst, richt je aandacht vooral op ”vandaag“. Doe iets waar je nu zin in hebt en waarbij je jezelf rustig en ontspannen voelt.
Concentreer je aandacht op de dingen die goed gaan. Verwen jezelf af en toe. Zoek het gezelschap van mensen waarbij je je goed voelt, of telefoneer of schrijf hen. Als je daar niet de nodige energie voor vindt, vraag hen dan of zij regelmatig met je contact willen opnemen. Zorg voor afleiding door een boek te lezen, een film te kijken …

Plan iets speciaals voor of na je behandeling. Zoek ontspanningstechnieken waar je je goed bij voelt zoals meditatie, yoga …

Je kunt steeds een beroep doen op onze oncopsycholoog.

Aandachtspunten voor thuis

Volg de adviezen van de behandelende arts of verpleegkundigen zorgvuldig op en neem voldoende rust.
Het is belangrijk dat je bij een bezoek aan je huisarts, aan je tandarts of aan een andere specialist vertelt dat je chemotherapie krijgt: bepaalde geneesmiddelen mogen niet samen met cytostatica worden gebruikt.
Indien je thuis nog geneesmiddelen moet nemen, neem ze dan exact zoals voorgeschreven want alleen zo werken ze voor jou doeltreffend.

Tot één week na de chemotherapie kunnen er afvalstoffen van de geneesmiddelen in je lichaamsvochten (speeksel, urine, stoelgang, braaksel, sperma …) aanwezig zijn.

Enkele raadgevingen

  • Ga zitten bij het gebruik van het toilet (om spatten te voorkomen)
  • Sluit het toiletdeksel voor het doorspoelen en spoel tweemaal door na gebruik
  • Indien je thuis 2 toiletten hebt, kan je misschien beter 1 voor jezelf reserveren gedurende enkele dagen
  • Was je handen na gebruik van het toilet
  • Als contact met lichaamsvloeistoffen onvermijdelijk is, gebruik dan steeds wegwerphandschoenen en eventueel ander wegwerpmateriaal zoals wegwerpzakdoekjes …
  • Gebruik wegwerphandschoenen voor het hanteren van kledij of linnen dat met lichaamsvloeistoffen in contact is geweest. Het linnen wordt best zo snel mogelijk gewassen, eerst spoelen met koud water (voorwas) en nadien het gewone wasprogramma
  • Indien je incontinent bent, gebruik dan wegwerpincontinentiemateriaal
  • Verwijder spatten op de grond onmiddellijk met wegwerpmateriaal en dweil nadien met veel water
  • Verzamel het gebruikte wegwerpmateriaal in een vuilniszak en sluit die goed af
  • Bestek en servies kunnen gewoon afgewassen worden.
  • Contact met zieke (klein)kinderen moet vermeden worden

Neem contact op met je huisarts of behandelende arts bij volgende problemen:

  • Koorts boven 38°C of rillingen
  • Keelpijn, pijn in de mond, slikmoeilijkheden
  • Pijn of branderig gevoel bij het wateren
  • Plotse huiduitslag
  • Blauwe plekken zonder dat je je gestoten hebt
  • Wondjes die langer dan een half uur bloeden
  • Bloed in urine en/of stoelgang
  • Bij braken, diarree of verstopping wanneer je daar langer dan twee dagen last van hebt
  • Extreme vermoeidheid
  • Een grieperig gevoel waarvan je langer dan twee dagen last hebt
  • Een opgezwollen arm of hand aan de kant waar de (poort)katheter werd geplaatst
  • Roodheid, zwelling of pijn in de omgeving van de poortkatheter
  • Ieder ander probleem waarover je je ongerust maakt

Nuttige coördinaten:

Dienst patiëntenbegeleiding
(sociale en spirituele zorg)
015 50 57 38
Onthaal dagziekenhuis 2:
015 50 46 60
Oncopsychologen:
015 50 47 47
Spoedgevallendienst:
015 50 50 40
Oncodiëtisten:
015 50 45 45 of 015 50 45 44
Receptie Imeldaziekenhuis:
015 50 50 11
Palliatief support team:
015 50 57 44
 

Je staat er niet alleen voor

Chemotherapie heeft een grote invloed op je dagelijkse leven. Het is mogelijk dat je je gewoonten moet wijzigen om de behandelingen te volgen. Soms is het moeilijk om aan al deze problemen het hoofd te bieden. Via deze brochure willen wij je informeren en laten weten dat je er niet alleen voor staat. Je kunt altijd een beroep doen op de medewerkers van onze afdeling en via hen nog bijkomende informatie en brochures verkrijgen.

Wees voorzichtig met informatie die je krijgt via tijdschriften, televisie of internet, want die informatie kan onnauwkeurig of onvolledig zijn.

Voor meer informatie kan je naar de volgende website gaan:
Vlaamse Liga tegen kanker: www.kanker.be

Bronnen

Eindwerk: Van de Leest, A., Samen sterk bij chemotherapie,
Informatiebrochure, 2005-2006

VVRO: informatie bij chemotherapie