MRI

Hier zie je de onderzoekskamer van de MRI. MRI staat voor ‘magnetic resonance imaging'. Het is eigenlijk een grote magneet daarom mag  je het ook een magneetscan noemen. De MRI is een groot apparaat waarmee heel speciale foto’s van de binnenkant van je lichaam kunnen gemaakt worden. Het apparaat bestaat uit een ronde tunnel waar een tafel doorheen schuift. In de kamer is het schemerdonker.

Voordat je de kamer binnengaat moet iedereen eerst alle spulletjes waar metaal in of aan zit in het kleedhokje achterlaten. Met deze spulletjes bedoelen wij: bril, (losse) beugel, haarspelden, armbandjes, oorbellen, ringen, kettingen, riem van je broek, kleren met een rits of metalen knopen … en zoveel meer. Een knuffel zonder metaal mag wel mee. Ook als er geen metaal aan je pyjama zit, mag je deze aanhouden of je mag een verpleeghemdje aandoen.

Soms krijg je een vloeistof toegediend. Dit noemt contrastvloeistof. De dokter kan dan de organen in je lichaam beter zien. Als dit nodig is, krijg je vóór het onderzoek een infuus (naaldje) in je arm. Die prik kan pijn doen. Langs het infuus spuiten ze de contrastvloeistof in je arm. Het inspuiten van de vloeistof voel je niet.

Je gaat op de beweegbare tafel liggen. Mama of papa mogen de hele tijd bij jou blijven. Je krijgt oorbeschermers want de MRI maakt tijdens het onderzoek een zeer luid kloppend geluid. Ook krijg je een alarmbelletje, een klein grijs ballonnetje. Daarin kan je knijpen als er iets mis is. De verpleging komt dan direct kijken wat er is. De tafel wordt in de tunnel geschoven. Je moet goed stil liggen want anders mislukt het. Het onderzoek duurt 15 tot 30 minuten.

Als ze je hoofd moeten onderzoeken wordt er een soort kooi over je hoofd gezet.

Als ze je knie moeten onderzoeken wordt er een soort kooi over je knie gezet. Zo bestaan er verschillende kooien voor verschillende lichaamsdelen.

Hier zie je een foto van de MRI: het hoofd.